vrijdag 28 november 2014

Woordjes leren

Woordjes leren is een bezigheid waar naar mijn idee geen enkele puber blij van wordt, en zoonlief al helemaal niet. Maar het moet toch gebeuren. Op de middelbare school moeten vreemde talen worden geleerd en onderdeel is het opbouwen van een woordenschat. En dat gaat door middel van het leren van woordjes.
 
Nu zijn er tegenwoordig programma's die het leren van woordjes makkelijk maken. Je typt in het ene vakje het te leren woord en in het andere vakje de vertaling. Belangrijke tussenstap bij de dyslect is de controle door een ander of er ook de lettercombinatie staat die bedoeld is. En daarna kan geoefend worden. Je hoort of ziet het ene woord, je typt het bijbehorende woord en als dat goed is, zie je dat woord niet meer terug. En zo wordt de te leren lijst steeds korter en worden uiteindelijk ook de laatste twee lastige woorden aan de woordenschat toegevoegd.
 
Fijn voor de Engelse, Franse en Duitse woordjes. Maar hoe krijg je de Griekse woordjes geleerd? Kan dat programma wel uit de voeten met die vreemde letters. Hoe krijg je die letters eigenlijk ingevoerd?
 
Zoonlief en ik kropen samen achter de computer, om eens te kijken hoe we de woorden in konden voeren. Hij met zijn kennis van het Griekse alfabet en de woordenlijst en ik achter het toetsenbord. De oplossing was uiteindelijk eenvoudig maar doeltreffend. Zoonlief sprak de woorden uit en ik schreef wat ik hem hoorde zeggen en vulde de Griekse kant met de klanken van de letters, bijvoorbeeld 'ksi'. En daarmee konden zowel het programma als zoonlief overweg.
 

vrijdag 21 november 2014

Testjes

Uiteindelijk is het dan zo ver, er bestaat een vermoeden van dyslexie, dus er gaat getest worden. Met verschillende testjes wordt gekeken hoe het staat met de vaardigheden van zoonlief op het terrein van tekens, letters en klanken. En bij alle testjes merkt zoonlief dat hij minder snel gaat dan hij zou willen.

Maar dit is voor zoonlief, hoewel frustrerend, geen verrassing. Hij had zichzelf ook al getest aan klasgenootjes en vriendjes. Hij wist al dat hij blijft steken waar hij weet dat vriendjes dat niet doen. Uit de klas weet hij al dat klasgenootjes de pagina omdraaien als hij pas halverwege is.

Maar er zijn ook nog andere testjes. Op internet circuleren plaatjes met de vraag of je de geschreven tekst kan lezen. Dat is dan een verhaaltje waarin bijvoorbeeld wordt uitgelegd dat de volgorde van letters niet uitmaakt, zolang de eerste en laatste letter maar op de juiste plek staat, omdat je hersens er toch het juiste woord van maken. Of verhaaltjes waarin letters door cijfers vervangen zijn. Als je dat hebt kunnen lezen blijkt het over de verwondering te gaan dat je na een haperend begin, uiteindelijk redelijk vlotjes de tekst hebt kunnen lezen. Of zinnen waarin de woorden spiegelbeeldig zijn, of achterstevoren zijn gespeld.

Deze testjes worden mij weleens toegestuurd, met de vraag of zoonlief dit zou kunnen lezen. Het blijkt dat zoonlief deze teksten vlot kan lezen. Eigenlijk net zo vlot als hij 'gewone' teksten leest, zonder haperend begin. Zo kan hij ook vlot een tekst lezen als het ondersteboven voor hem ligt. Het maakt hem eigenlijk niet zoveel uit.

Is het misschien een idee om dit soort oefeningetjes ook op te nemen in de dyslexie-test? Al is het alleen maar om te laten ervaren dat sommige lettertesten wel vlotter gaan dan bij anderen?

PS, heb je deze tekst ook de ‘spelfout’ gevonden?

vrijdag 14 november 2014

Simpele rijtjes


Het leuke van dyslexie is dat op het moment dat je denkt de meeste ongemakken overwonnen te hebben, je erachter komt dat het niet zo is. Zo zijn er hele simpele (wie bepaalt dat eigenlijk?) rijtjes die iedereen kent. Bijvoorbeeld de maanden van het jaar. Het automatiseren kostte wat moeite maar uiteindelijk weet ook zoonlief ze in de goede volgorde op te noemen, en komt hij, meetellend op zijn vingers, in één keer op twaalf maanden uit. Gelukkig, geen vergeten.
 
Dat is het moment dat ik dan graag even wil testen hoe goed het verankerd is, en hoe soepel hij erdoorheen weet te komen. Dus vraag ik welke maand op december volgt. ‘Leuke vraag hoor, mam’, antwoordt hij nadat hij in gedachten het hele rijtje heeft opgezegd en erachter komt dat december de laatste maand van het jaar is. Die vraag was dan weer bedoeld om te kijken of het al lukt met een kort aanloopje de volgorde op te pakken, zonder altijd bij het begin te moeten beginnen. Nog even niet dus.
 
En dan komt het. Dan blijkt dat het rijtje dat zoonlief eindelijk onder de knie heeft, ook op een andere manier moet worden geleerd. Dus leert hij eerst dat de dagen uit de week bestaan uit maandag, dinsdag, woensdag, om vervolgens te moeten leren dat het Monday, Tuesday is. Of lundi, mardi, of Montag … Zo blijven de “simpele rijtjes” steeds terugkeren in onze oefeningen.
 
We hadden erg veel plezier toen zoonlief laatst thuiskwam met het volgende rijtje dat hij nu weer anders moet leren. Dit keer is het “het rijtje der rijtjes” als het gaat om zijn dyslexie, het is het alfabet. Is hij eindelijk zover dat hij de zesentwintig letters in een redelijk tempo in de goede volgorde kan opzeggen, moet het nu anders en telt hij weer op zijn vingers: Alpha Bravo Charlie… En zo beginnen we steeds weer van voor af aan.

vrijdag 7 november 2014

De klok


Klokkijken is ook iets dat je moet automatiseren en zoveel tijd en frustratie kost, dat het de inspanning niet waard lijkt te zijn. Zeker omdat op het moment dat dit op school geleerd wordt, de klok nergens voor nodig is. Op de basisschool volstaat het -als je er al zelf op moet letten- om te onthouden hoe de wijzers staan als je weg moet omdat je elke dag op dezelfde tijd in de klas wordt verwacht. Heerlijk overzichtelijk. 
 
Aan het begin van de middelbare school kwam zoonlief er achter dat de klok toch handig is. Dan beginnen de lesdagen niet allemaal tijdens het eerste uur en moet hij ineens ook weten hoe laat hij de deur uit moet als hij het eerste uur mag uitslapen. 
 
De eerste weken van de middelbare school was dat een gepuzzel voor de klok. Hoe laat begint het eerste uur ook al weer. Hoe lang duurt het eerste uur, want het heet wel 'uur', maar het is in het echt korter. Hoe laat moet je dan op school zijn, en hoe laat moet je dan de deur uit. En hoe zit het dan als een docent ziek is en je nog een uur later wordt verwacht? Hoe onthoud je hoe laat elk lesuur begint en hoe weet je dan hoe laat je de deur uit moet om het op tijd te halen?
 
Zoonlief heeft hier wat op gevonden. De eerste weken leerde hem dat hij een half uur nodig heeft om de deur uit te gaan, naar school te fietsen en via zijn kluisje te gaan zitten in de klas. Hij weet ook hoe dat er visueel uit ziet, namelijk een halve cirkel. Ook weet hij hoe het lesuur er op de cirkel uitziet. En daarna is het eenvoudig. Hij kijkt naar de klok en 'tekent' met zijn vinger de bijna-cirkel van het eerste lesuur voor zich in de lucht. Dan de bijna-cirkel van het tweede lesuur, tot hij alle vrije uren (en pauzes) heeft gehad. En dan draait hij met zijn vinger zijn halve cirkel reistijd weer terug. Zo zie ik hem af en toe voor de klok staan draaien met zijn vinger in de lucht en zit hij altijd precies op tijd in de klas.