Toen zoonlief op de basisschool zat, bedacht hij zich elk jaar voor de zomervakantie dat dit jaar, deze groep, eigenlijk toch wel makkelijk was, maar dat het in de volgende groep, net na de zomervakantie, vast moeilijk zou worden. Dat heeft hij alle jaren volgehouden. Ook toen hij naar de middelbare school ging, was dat zijn gedachte. Maar steeds viel het tegen. Elke volgende groep was -hoe kan het ook anders- volgend op de vorige groep, en echt moeilijk vond hij het niet. Tenminste, als je het niet over de dyslectische ongemakken hebt.
Op de middelbare school drong goed tot hem door dat hij ook hier niet vanzelf aan zijn trekken zou komen. Dat heeft tot diverse gesprekjes op school geleid. Het antwoord van school was om te beginnen een beetje standaard. Dat de mogelijkheden op school voor slimme kinderen in de onderbouw vooral bij Grieks en Latijn lagen.
Dat leverde ons de vraag op of extra talen wel de uitdaging zouden zijn waar hij en wij voor hem naar op zoek waren. Hij kan dan wel een typisch gymnasium-kind zijn (wat dat ook moge wezen), maar door de dyslexie is hij dat juist weer niet. Dat moest de docent klassieke talen ook wel toegeven toen ze opmerkte dat hij er niet mee uit de voeten kon. Zoonlief bleek toch wat meer bèta ingesteld.
En nu? Een oplossing lag jammer genoeg niet pasklaar op de plank.
Zoonlief zelf kwam toen met het idee om iets te zoeken op het vlak van wiskunde, en in het gesprek met school zijn we tot een oplossing gekomen. Hij is, terwijl hij in de onderbouw zat, vast met het programma van wiskunde uit de bovenbouw begonnen. Als extra. Eerst zelfstandig met het boek en vervolgens als leerling in de les. En inderdaad, het resultaat was dat hij uitdaging had gevonden, hij vond het soms zelfs moeilijk. Zoonlief helemaal blij, en zijn ouders dik tevreden met de school die zo meedenkt, meezoekt en meewerkt aan deze passende oplossing!
Ik heb drie dyslectische zonen. In deze blog vertel ik wat het (in ons geval) betekent en wat wij uitproberen om ermee om te gaan.
vrijdag 26 september 2014
vrijdag 19 september 2014
Gevoel voor tijd
Gevoel voor tijd is iets dat zoonlief niet heeft.
Tijd verstrijkt, dat weet hij, maar het zegt hem niets. Een uur, een dag, een
week, maand of jaar, ach. En vandaag, morgen, gister, of nog verder weg,
eergisteren of overmorgen waren toen zoonlief klein was een compleet raadsel
voor hem. Hij had het vaak over morgen als hij gister bedoelde of over gister
als het morgen moest zijn.
Verwarrend vond hij mijn antwoord 'gister' op
zijn vraag wanneer mijn werk af moest zijn als ik nog druk bezig was. Of mijn
antwoord 'morgen' op zijn vraag wanneer papa thuis zou komen, en hij hoopte dat
het niet lang meer zou duren. Dat hielp allemaal niet in zijn tijdsbeleving.
Inmiddels weet hij het zo'n beetje. Morgen komt nog, gister is al geweest,
als het gister af moest dan moet je niet te veel vragen en als papa morgen
thuiskomt, kan je hem vanavond nog verwachten, al weten we niet precies hoe
laat dat zal zijn.
Anders is het met momenten die wat verder weg
liggen waar hij zelf wat mee moet, waarbij het wel handig is om te weten
wanneer iets plaats gaat vinden. Om te weten hoeveel tijd je echt hebt als je
volgende week een werkstuk moet inleveren, of als je denkt dat het schooljaar
nog lang genoeg duurt om lage cijfers weer goed te maken.
Op school proberen ze de kinderen hierbij te
helpen met een schoolagenda. Per week twee pagina's, waar je je huiswerk kan
opschrijven zodat je weet wanneer je iets moet doen en je tijdig kan beginnen.
Jammer als je er pas op zondagavond achter komt dat het verre 'volgende week'
eigenlijk al begonnen is. Of dat het schooljaar, ondanks een agenda vol lege pagina's,
niet eindeloos meer voortduurt.
Om iets meer overzicht te scheppen hebben we
het schooljaar getekend op een papier. Van nu tot aan de zomervakantie kreeg
elke week een vak en daarin werden werkstukken, vakanties en testweken
gemarkeerd. Dat hielp. Het was in één oogopslag zichtbaar hoe weinig weken er
nog waren tot een vakantie en hoe snel na de vakantie de testweek was. De
eindeloosheid van het schooljaar is ervan af en de werkstukken worden tijdig
ingeleverd.
vrijdag 12 september 2014
Wat wil je met je blog?
Wat wil je met je blog? Waarom doe je dit? Wie is
je doelgroep? Wat wil je ermee bereiken? En waarom heb je het over zoonlief, je
kan ze toch ook bij (een andere) naam noemen? Allemaal vragen die aan mij
gesteld worden sinds ik met deze blog begonnen ben. En daar probeer ik dan
antwoord op te geven. En dat zal ik nu ook doen in deze blog.
De afgelopen jaren heb ik met zoonlief
mee-geworsteld met zijn dyslexie. En soms vertelde ik daar anderen wel eens
over. Hoe moeizaam het ging. Of wat een leuke oplossing we hadden bedacht. Of
hoe hij volhield en goede resultaten haalde. En soms gaf ik daarbij een
inkijkje wat dyslexie betekent. Hoe alles omvattend het is. Dat het niet alleen
gaat over moeite met spelling en d’s en t’s. Terwijl dat toch al snel het beeld
is als je het over dyslexie hebt tegen iemand die er geen ervaring mee heeft.
En dat ze ervan opkijken waarop het allemaal invloed heeft. Dat ze dat niet
wisten, dat ze ervan schrikken zich te realiseren hoe vaak je wel hoort dat iemand
dyslectisch is, maar hoe weinig je je daar vervolgens bij kan voorstellen.
En in reactie op al die verhalen, werd mij
geadviseerd er een boek over te schrijven. Dat ik inmiddels zoveel kennis en
ervaring heb, dat het anderen kan helpen die net aan die worsteling beginnen,
of er midden in zitten en ook niet weten wat ze verder moeten. Om ze een hart
onder de riem te steken. Te laten zien dat goede resultaten te boeken zijn. En
de mensen die niets van dyslexie afweten een inkijkje te geven. In de wetenschap
dat het bij iedereen anders uitpakt, dus dat het niet meer kan zijn
dan een tipje van de sluier.
Dat heeft mij aan het denken gezet, en deze blog is het
resultaat.
En zoonlief gebruik ik voor mijn drie zonen
tegelijk. Omdat niet voor iedereen duidelijk hoeft te zijn over wie ik heb
geschreven. Het hoeft niet direct naar ze te herleiden zijn, ze hebben al
genoeg last van die dyslexie. En leuk is het als ze vragen over wie het
eigenlijk gaat. Blijkbaar is al het oefenen geen 'jeugdtrauma' geworden. En dat
is vooral waar het mij om te doen is!
vrijdag 5 september 2014
De aanhouder wint
Dyslexie uit zich in veel verschillende vormen en
maten van 'ongemak'. Met stip op één staat wat mij betreft de hardnekkigheid
van het niet snel automatiseren. De meest simpele rijtjes (dagen van de week
bijvoorbeeld) willen zich niet op de goede volgorde in het geheugen van
zoonlief vastzetten. Ervaring leert dat het uiteindelijk wel goed komt, als je
maar vaak genoeg herhaalt. Het heeft zijn tijd nodig.
De andere kant van de medaille is dat die tijd
soms (vaak) ontbreekt. Dan vraagt school het in een korte tijd te leren en
daarna ook te kennen en wordt dit getoetst met een overhoring. Toch jammer als
je dan slechte cijfers haalt. Niet omdat je niet geleerd hebt, maar omdat het
nog niet voldoende geautomatiseerd is door de dyslexie.
Aan deze medaille zit ook nog een derde kant. En
dat is de puber die hiermee moet omgaan. Die puber vindt twee of drie keer
herhalen echt wel genoeg, en daar moet ik hem ook wel weer gelijk in geven. Dit
terwijl de praktijk uitwijst dat dit niet altijd zo is.
Vanuit het gegeven dat het uiteindelijk wel goed
komt, zijn er twee mogelijkheden. Of je neemt er meer tijd voor (vindt school
geen goed idee) of je moet het vaker herhalen... En dat kan weer op twee manieren. De ene
mogelijkheid is zoonlief aansporen het vaker te herhalen. Omdat 'de hele klas
aan één keer lezen genoeg heeft' leidt dit wel tot discussie, maar niet tot
succes. De mogelijkheid die meer tot succes leidt is, zorgen dat de te
leren stof beschikbaar is, overal waar hij kijkt. Zodat zijn ogen er zonder
moeite op vallen, hij zijn boek niet open hoeft te slaan.
En als je daar vorm aan wil geven, zijn er
mogelijkheden te over. Het prikbord, de koelkast, het toilet, zijn bureau, de
eettafel, de kastdeur. En daar ga ik. Ik pak een groot papier en een
dikke stift, en schrijf met grote letters -leesbaar van elke afstand- de meest
hardnekkige dingen. En dat hang ik op of leg ik neer.
Zo hangt op het toilet afwisselend de topo,
de tafels, de Engelse werkwoorden, de abc-regel van wiskunde, de definities van
Nederlands enzovoort, maar net waar behoefte aan is. Zo ook aan de kastdeur op
de overloop, en als placemat op tafel.
En zo bewijst zoonlief elke keer weer opnieuw,
de aanhouder wint!
Abonneren op:
Posts (Atom)